De subarachnoïdale bloeding
Een subarachnoïdale bloeding is een plotselinge bloeding die optreedt rondom de hersenen. Vrijwel altijd is een dergelijke bloeding het gevolg van een gebarsten aneurysma. Een aneurysma is een uitstulping, uitbochting van de wand van een van de slagaders van de hersenen. Er zijn typische plaatsen waar deze zich vooral voordoen, maar in principe kunnen ze overal vóórkomen. De zwakke plek is aangeboren, het aneurysma zelf ontwikkelt zich waarschijnlijk langzaam tijdens het leven. Begunstigende factoren hiervoor zijn hoge bloeddruk en “aderverkalking”. Bij dit laatste gaat het om verstarring van de wand van de slagaders. Dit gebeurt versterkt onder invloed van factoren als hoge bloeddruk, suikerziekte, roken en een hoog cholesterolgehalte van het bloed.
Vóórkomen en verschijnselen
Een subarachnoïdale bloeding treedt meestal op rond het 40e tot 50e levensjaar. De verschijnselen zijn een zeer plotseling optredende heftige hoofd- en nekpijn. Veel patiënten beschrijven een “knapje” of slag in de nek. Ongeveer 25% van de patiënten overlijdt binnen heel korte tijd als gevolg van de bloeding. Bij diegenen bij wie de bloeding tot stilstand komt is de situatie sterk verschillend, deze kan variëren van volledig helder tot een diep coma.
Helaas wordt een dergelijke bloeding niet altijd als zodanig herkend. Vooral als de patiënten alleen maar over hoofdpijn of nekpijn klagen wordt vaak gedacht aan migraine en soms vindt zelfs verwijzing naar een fysiotherapeut plaats. Gemiddeld komt een dergelijke bloeding 5 keer per 100.000 inwoners per jaar voor, zodat een huisarts dit ongeveer maar één keer per 8 jaar ziet! Geen aandoening om een grote ervaring mee op te doen.
Onderzoek
Als de patiënt is doorverwezen naar het ziekenhuis wordt daar in eerste instantie een CT-scan gemaakt om de aanwezigheid van bloed te bevestigen. Soms kan het nodig zijn om aanvullend een ruggenprik (lumbaalpunctie) te doen, waarbij de aanwezigheid van bloed in het hersenvocht bewijzend is. Vooral bij bloedingen die wat langer geleden zijn opgetreden kan de CT “schoon” zijn, doordat het bloed al is opgelost. Het hersenvocht (de liquor) blijft echter lange tijd gelig als gevolg van afbraakproducten van het bloed.
Het uiteindelijk bewijs van de diagnose wordt geleverd door de angiografie (vaatonderzoek) van de hersenen. Hierbij worden alle hersenvaten onderzocht, omdat in ca. 15% van de gevallen meer dan één aneurysma kan worden gevonden.
Behandeling
De behandeling van een aneurysma bestaat uit operatie. Alleen het definitief afsluiten van de uitstulping met behulp van een klemmetje (of eventueel een z.g. coil, zie verderop) geeft de garantie dat een bloeding niet weer kan optreden. Wat betreft het beste tijdstip voor een operatie spelen twee belangrijke factoren een rol:
- het risico van een volgende bloeding. Na de bloeding is er een stolsel gevormd, dat een verdere bloeding voorlopig tegenhoudt, maar dat op den duur zal oplossen. Het blijkt dat dit risico het grootst is tegen de 14e dag na de bloeding.
- de vasospasme of vaatkramp. Dit is een toestand waarbij de slagaders in het hoofd (en dat hoeft niet per se bij het aneurysma te zijn) zich vernauwen, waardoor de doorbloeding in hun verzorgingsgebied afneemt. De oorzaak is niet precies bekend, maar het heeft waarschijnlijk zowel met het aneurysma zelf als met de ophoping van bloedproducten rond te vaten te maken. Het risico voor vaatspasme is het grootst tussen de 4e en 10e dag. Omdat een operatie ook kan bijdragen tot het optreden van vasospasme, lijkt het op grond hiervan beter in deze periode niet te opereren.
In principe zal geprobeerd worden zo vroeg mogelijk te opereren. Bij de keuze van het tijdstip voor operatie wordt rekening gehouden met de tijd na de bloeding, de algemene toestand van de patiënt, de plaats en grootte van het aneurysma en eventueel opgetreden vasospasme. Behalve bij de angiografie kan vasospasme goed gemeten worden met behulp van transcraniële doppplersonografie.
De operatie
Bij de operatie wordt via een luikje in de schedel onder de microscoop het bloedvat waar het om gaat opgezocht, waarna over de uitstulping een klemmetje (clip) wordt geplaatst. Na de ingreep verblijft de patiënt op de intensive care afdeling zo lang als nodig is. In een aantal gevallen (ca. 15%) ontwikkelt zich een probleem met de afvloed van het hersenvocht, hydrocefalie , waarvoor eventueel nog een drainage moet worden aangelegd.