Een andere techniek waarmee de botveranderingen aan de wervels zichtbaar kunnen worden gemaakt is de CT-scan, in het bijzonder als deze wordt gecombineerd met het inbrengen van contrastmiddel in de liquorruimte (bijvoorbeeld met een ruggenprik). Op zulke CT-myelogrammen ziet men het ruggenmerg en de wortels als donkere uitsparingen in de liquor die door het contrast wit is aangekleurd. Op deze wijze kan men dus ook beoordelen of er nog voldoende liquor, d.w.z voldoende ruimte om het ruggenmerg aanwezig is. Een CT-scan is beter geschikt voor het beoordelen van de benige afwijkingen, terwijl op de MRI juist de zogenaamde weke delen (de andere niet-benige weefsels) beter uitkomen.
Behandeling
Slijtage van de wervelkolom is op zich geen reden tot neurochirurgisch ingrijpen, omdat vele ouderen de tekenen van slijtage aan de halswervelkolom vertonen zoals bij toeval op röntgenfoto’s is gebleken, terwijl de meesten van hen geen klachten of verschijnselen van myelopathie hebben. Ook wordt de aanwezigheid van klachten niet beschouwd als een reden tot ingrijpen, zolang het ziektebeeld stabiel blijft. Nemen de verschijnselen echter toe, of zijn er volgens de scans naast duidelijke beknelling ook tekenen van myelopathie, of is er een episode van acute verergering, dan is neurochirurgisch ingrijpen geboden. Zo kunnen patiënten een val doormaken, waarna ze tijdelijk een gedeeltelijke of gehele dwarslesie vertonen. Als dit volgens de foto’s of scans blijkt te berusten op een vernauwd halswervelkanaal, dan moet de vraag, of er nu reden is om chirurgisch in te grijpen, bevestigend worden beantwoord, omdat bij een volgend ongeval de schade wel eens blijvend kan zijn.
Uit de resultaten is gebleken dat men zich tevreden mag stellen met het stoppen van de verergering van het ziektebeeld. Na de operatie pleegt een meerderheid van de patiënten te verbeteren, terwijl ondanks de operatie bij de overigen geen verandering is opgetreden of zelfs het ziektebeeld blijft verslechteren. In de gevallen die niet verbeterd zijn is mogelijk de verstoring van de bloedvoorziening van het ruggenmerg de factor, waar de operatie geen vat op heeft gehad.
In principe bestaat de operatie uit het creëren van meer ruimte voor het ruggenmerg. Zoals bij de nekhernia kan dit van de achterzijde, of van de voorzijde.
Bij de benadering van achteren
Wordt bij de patiënt die op de buik ligt, een overlangse snede gemaakt midden op de nek over het gebied waar het wervelkanaal verwijd moet worden. Dat gebeurt meestal over meerdere niveaus, vanaf C2 tot en met C7. Door de achterste nekspieren af te schuiven worden de wervels vrijgelegd. De betreffende wervelbogen worden verwijderd (dit noemt men een laminectomie) en vervolgens de gele ligamenten. Als de durale zak bevrijd is, kan men waarnemen, dat deze zich duidelijk heeft ontplooid. Over de durale zak worden dan de afgeschoven nekspieren weer aan elkaar gehecht, wat voldoende bescherming biedt aan de durale zak met zijn inhoud ondanks dat er nu geen benige bedekking meer is. Als er behalve de kanaalstenose ook een hernia in het spel is, kan deze in dezelfde operatie worden verwijderd. Omdat het verwijderen van de wervelbogen de kans op instabiliteit kan doen ontstaan, zijn er enkele neurochirurgen die de verwijderde botstukjes weer terugzetten en met schroeven en plaatjes vastmaken, uiteraard in een positie waarin het wervelkanaal ruimer is (zogenaamde laminoplastie).
Bij de benadering van voren
Ligt de patiënt op zijn rug op de operatietafel, met het gezicht recht omhoog. Er wordt een snee gemaakt in de hals, naar de voorkeur van de operateur links of rechts van het midden. Dan worden de spieren en de andere structuren die in de hals verlopen (zoals de bloedvaten, de luchtpijp, de slokdarm en de stembandzenuwen) uiteen gehouden, om uiteindelijk precies op de voorkant van de halswervelkolom uit te komen. Vervolgens wordt een Röntgenfoto gemaakt om de precieze plaats van operatie te controleren. Hierna wordt ter hoogte van de botrichel de tussenwervelschijf verwijderd totdat men aan de achterkant ervan aan de voorzijde van het wervelkanaal is beland, waarna de botrichels die zich boven en beneden de tussenwervelschijf bevinden, worden verwijderd. Zonodig worden op andere hoogten waar zich ook botrichels bevinden na het verwijderen van de betreffende tussenwervelschijven deze richels verwijderd. De ontstane ruimte die is ontstaan na het verwijderen van een tussenwervelschijf kan worden opgevuld met een stuk bot (meestal eigen bot uit een bekkenkam, donorbot, botcement, of een “kooitje” van kunststof of van het metaal titanium). Anderen vinden het niet nodig om de ontstane ruimte op te vullen. Bij uitzondering is het nodig om het wervellichaam zelf te verwijderen, als dit bijdraagt tot de vernauwing en te vervangen door de genoemde materialen. Weer anderen geven er de voorkeur aan om na een ingreep op verschillende niveaus de wervellichamen van deze niveau’s met platen en schroeven aan elkaar vast te maken.
Operatierisico’s
Zoals bij iedere operatie zijn er ook aan de operatie voor een halswervelkanaalstenose risico’s verbonden. De kans dat die optreden is echter zeer gering. Het ziektebeeld komt veel voor en de operatie behoort tot de “routineoperaties”. Een ontsteking van de operatiewond of van de tussenwervelruimte komt een enkele keer voor, en ook nabloeding in het operatiegebied kan voorkomen. Bij de benadering van voren bestaan er vaak kortdurend wat klachten van spreken (schorre stem) en slikken (pijn bij slikken, of het gevoel van “een brok in de keel”). Beschadiging van een stembandzenuw met (al dan niet voorbijgaande) heesheid is een zeldzame complicatie. Nog veel zeldzamer, maar wel ernstig, is beschadiging van de slokdarm of van het ruggenmerg.
Na de operatie
Ondanks de pijn aan de wond, die overigens na enige dagen afzakt, kunnen vele patiënten merken dat de stijfheid in de benen is verminderd en dat zich meer kracht in de benen ontwikkelt; ook zijn de dove gevoelens verminderd of verdwenen. Een (verdere) verbetering kan nog volgen; maar er zijn helaas een aantal patiënten die niet duidelijk verbeteren of zelfs blijven verslechteren omdat kennelijk de verstoring van de doorbloeding van het ruggenmerg niet meer is te beïnvloeden. De patiënt mag overigens al spoedig het bed uit om het gevaar van trombose in de benen te verminderen en over het algemeen is hij na enige dagen zo mobiel dat hij naar huis kan gaan. Revalidatie is alleen nodig in die gevallen dat er nog ernstige loopstoornissen bestaan.