Tethered cord
Tethered cord (“gekluisterde conus”) is onlosmakelijk verbonden met het ziektebeeld van SB. Het ruggenmerg eindigt immers min of meer blind in het defect, waar het met de huid verbonden is. Maar ook bij de gesloten vorm (spina bifida occulta) kan er een verdikt uiteinde bestaan waardoor het ruggenmerg vast komt te zitten.
In de MRI opname is duidelijk te zien dat het ruggenmerg in de huid boven het heiligbeen eindigt.
Wanneer het ruggenmerg niet vrij ligt, wordt de opstijging tijdens de groei verhinderd. Bij het sluiten van het defect wordt daarom het ruggenmerg gereconstrueerd en wordt ervoor gezorgd dat er voldoende ruggenmergsvlies en -vocht omheen ligt.
De symptomen bestaan uit toenemende neurologische uitval, zoals slechter lopen en achteruitgang van de blaasfunctie. Deze verschijnselen worden vooral tijdens de groeifase gezien. Het zijn daarom vooral de lopende patiënten die met klachten komen. In enkele gevallen kunnen pijnklachten, eventueel uitstralend, op de voorgrond staan.
Een onderscheid met andere oorzaken van rugklachten kan in zulke gevallen moeilijk of onmogelijk zijn. Door de al dan niet gedeeltelijke uitval is er toch al een andere belasting van wervelkolom en benen, zodat rugklachten ook zonder tethered cord vaak voorkomen.
De diagnostiek vindt plaats met MRI. Aangezien een laagstaand dan wel vastzittend ruggenmerg bij vrijwel alle patiënten met SB gezien wordt, is de indicatiestelling tot operatie zeer moeilijk en het resultaat van een ingreep niet goed voorspelbaar. Na operatie kunnen gemakkelijk nieuwe verklevingen ontstaan, zodat een terughoudend beleid ten aanzien van operatie op zijn plaats is.